De hoofdregel is gezamenlijk gezag. Er zijn situaties waarbij eenhoofdig gezag beter is. Soms ligt het eenhoofdig gezag dus bij één ouder. Eenhoofdig gezag en omgang staan los van elkaar. Op de ouder met gezag rust ook dan  de plicht om de relatie van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. Bij gezamenlijk gezag rust die plicht op beide ouders.

Gezag gaat over het nemen van beslissingen voor en over de kinderen. Dat staat los van omgang. Gezag is bijvoorbeeld van belang bij het inschrijven van een kind op een school, vakanties en het aanvragen van (identiteits)documenten. Ook wanneer een kind een medische behandeling ondergaat is de toestemming van de gezaghebbende ouder(s) nodig.

Het is goed voor de ontwikkeling van kinderen om een goede band te hebben met beide ouders. Helaas komt het voor dat de omgang tussen ouder en kind niet goed verloopt of zelfs helemaal niet (meer) tot stand komt. Ouders en kinderen hebben recht op omgang met elkaar. Als er niet of niet voldoende contact tot stand komt, kan een verzoek om een omgangsregeling vast te leggen worden ingediend bij de rechtbank ook als er geen gezag (meer) is. Dat kan een ouder doen, maar een kind kan ook zo’n verzoek indienen.

De procedure

Rechtbank Limburg deed uitspraak in een zaak waarbij vader om een regeling verzocht. Moeder had eenhoofdig gezag en omgang kwam niet meer tot stand. De minderjarige en zijn vader hadden elkaar al bijna een half jaar niet meer gezien. Moeder stond niet achter (onbegeleid) contact.

In deze casus vonden tussen vader en kind ook een aantal begeleide contacten plaats. Uit het verslag van de hulpverlenende instantie bleek dat deze contacten goed zijn verlopen. De overdrachten verliepen wel vaak stroef. Moeder werkte wel mee. Ze bracht en haalde de minderjarige als dat was afgesproken. Echter bleef de intrinsieke wil en emotionele toestemming grotendeels uit.

Ook de minderjarige van negen jaar geeft bij de rechter aan dat hij alleen begeleide omgang met zijn vader wil.

Oordeel van de rechter

De rechtbank schreef een zeer uitgebreide beschikking. Ze stelt vast dat is gebleken dat onbegeleide omgang mogelijk is. De belemmering bestaat, aldus de rechtbank, tussen de ouders.

Het recht van de minderjarige op omgang met zijn vader mag slechts in uitzonderlijke gevallen worden beperkt. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de begeleide omgangsmomenten gebleken dat de minderjarige graag contact heeft met zijn vader. Daarnaast zijn de contacten zeer goed verlopen. Juist in het ontbreken van de intrinsieke toestemming van moeder ziet de rechtbank een ernstige belasting van het kind. Dit kan in de toekomst leiden tot (ernstige) psychische schade.

De rechtbank wijst moeder onder meer op haar verplichting, om contact tussen haar zoon en zijn vader te bevorderen. Dit is bepaald in artikel 1:247 derde lid Burgerlijk Wetboek. Duidelijk is dat moeder de minderjarige beïnvloed en de insteek heeft dat enkel sprake zal zijn van een beperkte, begeleide en door haar volledig gecontroleerde omgang, aldus de rechtbank.

Over de stelling van moeder, dat het de wens van de minderjarige is dat de contacten begeleid worden en dat die wens ook uitgangspunt moet zijn voor vader, is de rechtbank heel duidelijk; “Het is niet aan jonge kinderen zoals de minderjarige om te bepalen of, hoe en in welke mate zij contact hebben met de andere ouder. Die verantwoordelijkheid is veel te zwaar voor jonge kinderen en dus ook voor deze minderjarige.”

Door de minderjarige het idee te geven dat vader alleen beperkte en begeleide omgang met hem mag hebben, gaat moeder volgens de rechtbank voorbij aan de behoeftes van haar zoon en wat goed is voor zijn (identiteits-)ontwikkeling. Zij brengt hem in een loyaliteitsconflict.

Opleggen van dwangsommen

In een andere zaak verwijst de rechter ook naar een uitspraak waarbij de Hoge Raad heeft besloten dat de rechter alles in het werk moet stellen om te bevorderen dat de omgang tussen het kind en de ouder, die niet zijn hoofdverzorger is, daadwerkelijk tot stand komt en in stand blijft. De rechter is van mening dat in casu een dwangmiddel nodig is om dat te bewerkstelligen.

Omdat moeder het eenhoofdig gezag heeft, is er geen directe wettelijke basis voor het ambtshalve opleggen van dwangsommen. Maar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft overwogen dat hoewel artikel 1:377a BW, anders dan artikel 1:253a BW, de rechter niet expliciet de bevoegdheid geeft om eventueel ambtshalve een door de wet toegelaten dwangmiddel op te leggen (mits het belang van het kind zich daartegen niet verzet), dat niet betekent dat het opleggen van zo’n dwangmiddel, indien sprake is van een situatie op grond van artikel 1:377a BW, in het geheel niet mogelijk zou zijn.

Contact

Heeft u vragen over eenhoofdig gezag en omgang, of er bijvoorbeeld gronden zijn om gezag of omgang te beperken of beperkingen op te heffen, neem dan gerust contact op.

Mr. Anneloes van Tuijn.